Wanneer een man een zaadlozing heeft gehad, moet hij zijn kleren en zijn hele lichaam met water wassen en blijft hij tot de avond onrein. Alles van stof of leer waarop het zaad is terechtgekomen, moet met water worden gewassen en blijft tot de avond onrein. Wanneer een man en een vrouw gemeenschap hebben gehad en er bij de man een zaadlozing heeft plaatsgevonden, moeten beiden zich met water wassen en blijven ze tot de avond onrein.
Wanneer bij een vrouw bloed uit haar schede vloeit, duurt de periode van haar onreinheid zeven dagen. Ieder die haar gedurende die periode aanraakt is tot de avond onrein. Alles waarop ze tijdens haar menstruatie ligt of zit, wordt onrein. Ieder die haar bed aanraakt, of iets waarop ze gezeten heeft, moet zijn kleren en zichzelf met water wassen en blijft tot de avond onrein. Wie iets aanraakt dat op haar bed ligt of op een voorwerp waarop ze heeft gezeten, is tot de avond onrein. Wanneer een man gemeenschap met haar heeft, zodat hij met haar bloed in aanraking komt, blijft hij zeven dagen onrein. Alles waarop hij ligt, wordt ook onrein.
Wanneer een vrouw langer ongesteld is dan normaal, of bloed verliest terwijl ze niet ongesteld is, is ze onrein zolang ze bloed verliest, net zoals ze onrein is tijdens haar menstruatie. Alles waar ze tijdens haar bloedverlies op ligt of zit, wordt onrein, net als tijdens haar menstruatie. Wie zo’n voorwerp aanraakt, wordt onrein en moet zijn kleren en zichzelf met water wassen en blijft tot de avond onrein. Wanneer de vrouw van haar kwaal genezen is, moet ze zeven dagen wachten tot ze weer rein is. Op de achtste dag moet ze twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven naar de priester brengen, bij de ingang van de ontmoetingstent. De priester draagt de ene duif op als reinigingsoffer en de andere als brandoffer. Zo voltrekt hij voor de vrouw in kwestie na haar onreine vloeiing de verzoeningsrite ten overstaan van de HEER.”